Stewart Island

We hebben het Zuid Eiland verlaten. We hadden vorige keer (April 2016) het meest zuidelijke puntje van het Zuid Eiland (Slope Point) bezocht, maar nu wilden we nog dichter bij Antarctica komen. We hebben net Fish & Chips gehaald bij de meest zuidelijke Fish & Chips ter wereld (inderdaad op Antarctica is er geen Fish & Chips). Je kijkt over het water en er is niets, geen enkel land dat zuidelijker ligt dan het stuk land waar jij op dat moment op staat. Fascinerend… En dat terwijl we maar net iets dichter bij de Zuidpool dan bij de evenaar zijn (4800 tegen 5500 kilometer). Op het noordelijk halfrond is er veel meer land op hogere breedtegraden.

Stewart Island dus, dat is de plek waar we nu zitten. In een mooie appartement met uitzicht over de baai waar we met de kleine catamaran ferry na een uur varen vanaf Bluff aangekomen zijn. Twee volle dagen hebben we om het eiland te verkennen – ongetwijfeld meer daarover later.

Om bij de ferry in Bluff te komen hebben we alle tijd van de wereld en die gebruiken we in die zin dat we de toeristische route nemen. Niet alleen de “scenic-route”, maar zelfs de “coastal route”, die dichter langs de kust voert. In 2016 hebben we die in omgekeerde richting gereden, in onstuimig weer. Dat is dit keer anders. De zon staat al volop te schijnen als we opstaan en de hele dag is het nagenoeg onbewolkt – slechts enkele wolken drijven voorbij. Het waait nog wel redelijk, een ideaal recept samen met de zon om ongemerkt behoorlijk bij te kleuren.

We drinken koffie bij Curio Bay, een prachtige baai, waar de oceaan zich kapot slaan op de rotsen die zich hier al tegen staande weten te houden sinds het Jura, het tijdperk van de dino’s. Hier zijn ook dolfijnen te zien, als je geluk hebt, maar dat hadden we alleen de vorige keer. Het slechte weer toen had misschien toch voordelen. Zonovergoten komt de schoonheid van de baai echter beter tot zijn recht.

De zee hoeft niet heel onstuimig te zijn om spectaculaire waterexplosies te zien als het water tegen de rotsen knalt. Het blijft indrukwekkend en je krijgt er geen genoeg van, maar we vragen ons wel af hoe lang we het nog op de foto zetten. Ook omdat het op de foto uiteindelijk vaak toch net wat minder goed over komt.

Lunchen doen we bij de vuurtoren bij Waipape point. Hier zien we – in de verte – wel twee zeeleeuwen het water uit scharrelen. We kijken uit over de oceaan, de kust, met baaien en rotsformaties, golvend groen van de velden met wuivend gras en constateren dat het niet moeilijk is om een mooi plekje uit te zoeken om te gaan lunchen: je gaat gewoon ergens zitten.

Wel hebben we het mooiste deel van de route gehad. Het begin is compacter. Je gaat van dal naar dal, via een steile, slingerende weg omhoog en weer op dezelfde manier omlaag. Langzaam aan zijn de glooiingen afgenomen, zijn de heuvels minder bebost en worden ze bevolkt door schapen en koeien. De weg slingert nog wel, maar niet meer in de derde dimensie. Het laatste deel naar Invercargill is zelfs niet alleen vlak, maar ook recht.

In 2016 hebben we al geconstateerd dat de Caitlins een uitgebreider bezoek waard zijn en dat bleek een juiste constatering. Het is een erg mooi gebied, maar nu ligt het achter ons.