Vaarwel Wanaka. Vandaag nemen we afscheid van een plek waar we het bijzonder naar onze zin hebben gehad. Tegen mensen zeg je vaak ‘tot ziens’ ook al zul je ze nooit weer zien en weet je dat al op het moment dat je dat zegt. Zullen we nooit meer in Wanaka komen? Dat hangt er van af of we ooit nog een keer naar New Zealand zullen gaan. Als, dan gaan we zeker nog een keer naar Wanaka. Het is een ontzettend mooie en fijne plek. Het eiland Mou Waho, de wandeling naar Roy’s Peak, de uitzichten over het meer, de fietstocht van Hāwea via Albert Town terug naar Wanaka – ergens zijn het maar zo een paar dingen die we gedaan hebben, maar je kunt nog veel meer dingen doen die voor een deel vergelijkbaar zijn (een andere wandeling, een andere fietstocht, een ander restaurant om te eten), maar niet zullen vervelen.
Wanaka is een “must see, must do” en vandaag vertrekken we en gaan we op weg naar de West Coast. Als we opstaan is de hemel strak blauw; hadden we gisteren fantastisch uitzicht op de besneeuwde pieken van het Alpen massief, vandaag is het uitzicht nog scherper. Met dit beeld op ons netvlies voegen we ons in het verkeer, dat tussen Wanaka en Albert Town relatief druk is. Lake Wanaka verdwijnt snel uit zicht, we rijden langs het stuk waar we gisteren ook gefietst hebben en komen aan bij Lake Hāwea, waar we stoppen om foto’s te maken van het meer en de steile omringende bergen, die verder naar het westen scherper lijken te worden. We komen daarna weer langs Lake Wanaka te rijden alsof het ons niet los wil laten. Uitkijkend op de achterzijde van Mou Waho, het verste eiland van Lake Wanaka, gezien vanuit Wanaka, dat om de hoek ligt en dus uit beeld, zien we meer bergtoppen die met sneeuw bedekt zijn dan eerder. Als het meer overgaat in een rustiek gletsjer dal, nemen we nog een laatste foto ter afscheid. Dit was het dan.
In Makarora drinken we koffie en warme chocolade melk met een groot stuk carrot cake – daar zijn ze hier wel goed in, en je krijgt ook geen laffe stukken. Het is een heerlijke vallei om door heen te rijden, het is redelijk rustig maar toch zijn er ook veel toeristen of dagjesmensen die bijvoorbeeld de Blue Pools bezoeken. De weg loopt vlak langs de rivier, maar het is toch even wandelen voor we bij de rivier zijn. De twee bruggen die er liggen om bij de Blue Pools zelf te komen zijn gesloten: einde levensduur. Je kunt ook door de rivier waden, dus we snappen het gebrek aan urgentie om de bruggen te vervangen. We maken even foto’s, maar niet te lang, want er zijn ook sandflies.
De bergen komen dichterbij, het dal wordt smaller. Alsof het de herinnering aan het grote Lake Wanaka weg wil drukken, af wil knijpen. De weg slingert omhoog, maar niet dramatisch. Het lijkt slechts een voorspel te zijn op het echte werk, dat niet blijkt te komen, want sneller dan verwacht passeren we het bordje Haast Pass. We zijn het hoogtepunt gepasseerd, vanaf nu is het slechts dalen richting de kust, de West Kust van het Zuider Eiland van New Zealand, de fameuze West Coast.
De weg slingert, het dal is smal en scherper dan de gletsjer valleien die we aan de andere kant gezien hebben. De hellingen zijn echter minder kaal, aan weerskanten van de weg dichte bosbegroeiing. Dan opent het landschap zich plotseling. Op een of andere manier merk je dat we (bijna) op zeeniveau zitten. De geweken bergen maken plaats voor een breed dal, de rivierbedding naast de weg neemt veel plaats in voor het weinige water dat er doorstroomt. Alles is groen en de lucht nog steeds blauw, met slechts hier en daar een klein wit wolkje.
We passeren het plaatsje Haast – een kleine nederzetting aan het einde van de West Coast. Vanaf hier gaat de weg langs de kust in noordelijke richting, lange tijd zonder enige nederzetting van betekenis tegen te komen. Hier wonen moet tot op zekere hoogte gelijk zijn aan het wonen op een eiland. “Coasters” noemen de mensen die hier wonen zich. Ze hebben een beetje hun eigen cultuur, geïsoleerd als ze zijn van de rest van het land.
Er is niet veel ruimte tussen de oceaan en de onbegaanbare Alpen. De weg loop zo nu en dan vlak langs de kust, waar we uiteraard ook een keer stoppen om de immense blauwe vlakte te aanschouwen. Water, zee – we constateren meerdere keren dat dat een enorme aantrekkingskracht heeft. Is het vanwege de belangrijke rol van water in het leven? Zonder water geen leven? In elk geval geeft de aanblik van de oceaan, van het water dat zich zo ver het oog strekt en van links tot helemaal rechts het blikveld vult, een gevoel van een soort opluchting dat je ook ervaart als je weer thuiskomt.
Op andere momenten loopt de weg meer landinwaarts, dichter bij de bergen, langs natuurlijke wegen, die het makkelijker maken je een weg te banen door dit gebied, dus langs een rivier of een meer. Met regelmaat ligt er een One Lane Bridge – zijn deze een overblijfsel uit de tijd dat hier nog enkel een gravel road lag? Het zal vast niet een lobby zijn geweest van verkeers-vrezende mensen zoals die ene die gedaan heeft gekregen dat de recent vervangen spoorbrug in de Noord Eschmarkerrondweg ook een One Lane Bridge is. Dit is de enige weg hier, geen mogelijke sluiproute. Pas bij Arthur’s Pass kun je de Alpen weer oversteken – honderden kilometers noordelijker dan de Haast Pass. Vroeger – en dat is niet eens zo lang geleden – zal men zich een weg gebaand moeten hebben door het dichte regenwoud dat direct aan de kust begint en tegen de hellingen van de bergen oploopt tot het niet verder kan omdat er niets is om zich aan vast te houden.
Met nog 30 kilometer te gaan, is het ook nog 30 minuten rijden zien we op de navigatie. De weg slingert dus flink. Maar geen gapende ravijnen, maar smalle dalen. We hebben tijd zat, we zijn om 09:30 vertrokken en het is 16:00 dat we aankomen, na net geen 300 kilometer gereden te hebben. Nog steeds is het mooi weer en in de verte lonkt de gletsjer. Hier aan de westkust valt ruim 5 meter water per jaar en de voorspelling is dat de regen de komende dagen een goede duit in het zakje zal doen om die hoeveelheid te halen. Seize the moment is hier dan ook het devies en dus snel de wandelschoenen aan na gearriveerd te zijn in ons kleine double kamertje van de hele nette backpackers accommodatie Glow Worm Accommodation in Franz Josef, het plaatsje aan de voet van de bekendste gletsjer van New Zealand.
We wandelen de One Lane Bridge over, terwijl de melkachtige grijze rivier onder ons doorstroomt en de brug piept en kraakt van de auto’s die er over heen rijden. Aan de andere kant van de brug staat een bordje dat het nog 3,8 kilometer is naar de parkeerplaats, vanaf waar je alleen te voet verder kunt. De wandeling naar de Blue Pools was al langer dan gepland, dus beginnen we ook maar hieraan.
Je moet hier altijd goed voorbereid op weg gaan, dus ik heb ook de regenjassen bij me, want die zitten standaard in de rugtas waar ik ook mijn camera in heb. Water voor onderweg en een muesli bar zit daar echter niet in. Ondanks de forse carrot cake (en later een goede picknick lunch) beginnen onze magen nu toch wel een klein beetje te protesteren. Maar ja – nú is het weer goed. De gletsjer is soms al een beetje te zien tussen de lage bomen van het bos waar we doorheen lopen – het wandelpad is compleet afgescheiden van de weg, wat wel zo rustig loopt. Dan maar doorlopen. Aangekomen bij de parkeerplaats is het zicht op de gletsjer afwezig. Dat is een ‘30 minute return’. We zijn om haf vijf vertrokken en al bijna een uur aan het lopen. Uiteraard moeten we ook nog helemaal terug. Toch is er eigenlijk geen andere optie dan doorlopen. We zien wel hoe (lees: in welke staat) we terug komen.
Na een minuut of 10 staan we op het uitkijkpunt. Dit was het zeker waard. Een deel van de gletsjer ligt al in de schaduw van de bergen, maar een deel geniet nog van de volle zon. Vorige keer konden we nog verder lopen. Deels ook omdat we een gids bij ons hadden, maar nu lijkt het pad verder ook afgesloten. Het deel buiten het bos, waar je tussen de morenen loopt, is klaarblijkelijk afgesloten. De gletsjer lijkt groter dan in 2016, maar toen was het april, waarschijnlijk het moment dat de gletsjer sowieso een minimale grootte had. De laatste jaren is de gletsjer vooral teruggetrokken, net als veel gletsjer hier en in andere delen van de wereld. Zeker de Franz Josef en Fox gletsjer (hier 20 kilometer vandaan) zijn gevoelig voor veranderende temperaturen, mede omdat ze een relatief hoge snelheid hebben door de steile en scherpe overgang van hoogte en (daarmee) temperatuur. Het is niet zo heel lang geleden dat de gletsjer significant (kilometers!) verder kwam dan nu. En dan schijnen nog er steeds mensen te zijn die klimaat verandering een hoax vinden.
De weg terug is makkelijk – stroomafwaarts, dus vooral dalen. We lopen zo eventjes 11 kilometer, dat kost op zich weinig moeite, maar dan zijn we ook blij terug in het dorp te zijn, omdat daar de Four Square is. Je kunt van alles van deze buurtsuper zeggen, vooral dat ie op dat moment veel te vol is met mensen die niet weten wat ze willen en in de weg lopen, maar de supermarkt heeft in elk geval eten – en daar zijn we aan toe. Terug in de Glow Worm Accommodation pakken we eerst een kop van de soep die elke dg vanaf 18:00 gratis gepakt kan worden. Je krijgt hier een plek om te slapen en een kop soep. De soep is wel lekker. En voor de linkse woke eco-friendly toerist die helemaal naar New Zealand is komen vliegen: de soep is ook gluten free en vegetarisch (of zelfs vegan….?). Tsja, we blijven onverbeterlijk.
De dag begon zonnig, is voornamelijk zonnig geweest en eindigt met een door hoge bewolking dichtgetrokken lucht. Dat is echter niet het grootste verschil. Reizend van de oostkant naar de westkant is reizen van de ene wereld naar de andere wereld. We hebben ‘slechts’ 300 kilometer gereden, waarvan ruim 100 langs de kust, maar alles is anders. Zeker, rond Wanaka is het ook groen, maar anders groen. Er is ook veel meer geel, omdat het er droger is. De bomen op de bergen – als die bomen er al zijn – zijn kleiner, meer bestand tegen de lastige omstandigheden die de rotsige bodem met zich meebrengen. Er is ook afwisseling: meren en valleien wisselen elkaar af. Vlaktes die ooit door gletsjers gevormd zijn geven ruimte, maar tegelijkertijd zijn de groen, geel, bruine bergen, die deze valleien omringen altijd dichtbij. Hier is het groen intenser, lichtere en donkerdere tinten, maar helder groen en geen geel, of juist het donker groen van de inheemse Rimu naaldbomen. De bergen zijn hoog, intimiderend dichtbij, het regenwoud dicht en ondoordringbaar, maar tegelijkertijd is de zee ook dichtbij. Het is alsof bij het bordje “Haast Pass” instantaan een ander landschap, een ander klimaat betreden wordt. Dat is precies een van die dingen die het Zuider Eiland van New Zealand zo fascinerend maakt.