Onder een strak blauwe hemel laden we de auto in en vertrekken uit Arthur’s Pass om af te dalen naar de vlakte van Canterbury. Vanaf de westkant is het dal naar het hoogtepunt van de pass smaller, en voor zover wij konden zien, groener, dichter begroeid met bos, terwijl de oostkant getypeerd wordt door brede gletsjer dalen, met veel meer geeltinten van het gras dat gewend is dat het meeste vocht al vergeven is aan de vegetatie op de west flank van de alpen. We dalen, zeker, maar grote stukken rijden we slechts langzaam hoogte verliezend door vlaktes omzoomd door kale bergen, waarvan de bovenste delen gezandstraald lijken te zijn tot ze eruitzien alsof ze gemaakt zijn van fijn, grijs stof; alsof ze gladgeschuurd zijn door een geduldige kunstenaar die nagedacht heeft over elke ronding, elke pluk groen die nog achtergebleven is en zijn schuurpapier secuur en fijn zijn werk heeft laten doen.
Brede rivierbeddingen, met doorgaans een klein stroompje helder water, meanderen door de valleien en het is dan ook volstrekt logisch volgens de New Zealandse logica om in deze wijdse ruimte de rivier beddingen over te steken met One Lane Bridges. State Highway 73, een van de vier mogelijkheden om de west kant van het eiland te bereiken (naast de drie passen, kun je ook via Marlborough, de kop van het Zuider Eiland, de andere kant bereiken); de meest ionisch, meest bekende en wellicht ook drukst bereden pass. Grotere wegen dan een highway zijn er niet, alhoewel op sommige plekken naast een highway enkele onverharde, gravel wegen bestaan. One Lane Bridges op zo’n weg. In het tjokvolle, hectische en drukke Europa is dat onvoorstelbaar.
Evenzo onvoorstelbaar is dat de pas voor het eerst door een Europeaan overgestoken is in 1864, net 160 jaar geleden, die zich een weg moest banen door dicht bos – misschien niet in de brede gletsjer valleien, wellicht was daar het bos minder dicht. Nu is het kaal. Geel gras, op sommige plekken begrazen door zwarte koeien of schapen – en enkele boerderij maakt dit gebied bewoond. Nederzettingen zijn er alleen in de vorm van skidorpen. Je kunt zeggen dat de mens nog wel eens is zoals die vogels op dat eiland bij Stewart Island, die door hun zure ontlasting de hele vegetatie en daarmee het daarin levende ecosysteem om zeep hebben geholpen in slechts een paar jaren tijd – zelfs al was het een decennium, dan nog op geologische tijdschaal gelijk aan een flits amper meetbaar qua duur.
We passeren Porter’s Pass, waar de weg slingert tussen de dichterbij gekropen bergen en rijden dan de vlakte in. Als sneeuw voor de zon verdwijnen de bergen; gele heuvels glooien zacht en op gepaste afstand van de rechte weg richting het oosten, waar een blauw paarse schaduw aan de horizon onze eindbestemming al aankondigt: Akaroa, het schiereiland ten oosten van Christchurch, met een vulkanische oorsprong, wat voor het Zuider Eiland een unicum en voor het Noorder Eiland de normaalste zaak ter wereld is. De Fransen hebben hier grote invloed gehad, maar dat is niet de reden om er heen te gaan. We hebben een kort bliksem bezoek aan Akaroa gebracht in 2012, onze eerste keer samen in New Zealand, en willen dit keer de kans waarnemen om te genieten van de bijzondere natuur hier.
Maar eerst moeten we dus het vlakke land van Canterbury doorkruisen. Water heeft iets bijzonders heb ik al eerder opgemerkt, maar bergen ook. Misschien omdat het een beeld is dat we in het vlakke Nederland missen, misschien omdat de massieve, schijnbare onverzettelijkheid blijft imponeren. Slechts een volle dag hebben we gehad tussen de mastodonten van rots en steen, en wederom hadden we meer geluk met het weer dan dat je ooit vooraf kunt bedenken, maar los daarvan is een bezoek aan Arthur’s Pass zeker de moeite waarde. Ergens was het een beetje een noodzakelijke tussenstop, maar ook een stukje nieuwsgierigheid: het zou korter zijn geweest om vanuit Abel Tasman via de Lewis Pass de alpen over te steken en naar Akaroa te rijden; we hadden ook via Nelson en Blenheim met zijn wijngaarden kunnen rijden en daar een extra stop plannen. Met het plotseling wegvallen van de bergen als we de Canterbury vlakte op rijden, weet ik zeker dat dit een goede beslissing was. Met de West Coast zijn we wel klaar, maar afscheid nemen van de bergen komt dichterbij afscheid nemen van Wanaka dan afscheid nemen van Abel Tasman.
We hebben nog wat tijd te doden, omdat de totale reistijd vandaag kort is, en stoppen kort na de lunch iets buiten het plaatsje Little River in het plaatsje zelf. Elke zondag is er een Farmer’s market, waar we even overheen lopen. Best aardige lokale nijverheid, maar veel producten die direct van het land komen zien we niet. Bij het winkeltje dan weer wel, zoals joekels van courgettes. Voor een kleine nederzetting als dit is het uitzonderlijk levendig en er is ook een café-restaurant, maar we zijn blij dat we door mogen rijden, de voor ons liggende pas over om bij de cirkelvormige baai te komen waar Akaroa aan gelegen is.
Gezien het weer in Nederland, met temperaturen dicht bij het vriespunt, zo er niet onder, zal ik niet te veel uitweiden over de nog steeds stralende zon die de temperatuur tot aangename hoogte opgedreven heeft. Een boulevard vol flanerende mensen, zonnebadende en zwemmende mensen in het strand, zacht in de wind wuivende palmbomen. Ooit zei iemand toen we de Nederlands winter van 2015/2o16 verruilden voor de New Zealandse zomer dat we de winter nog wel zouden gaan missen, maar niets kan tegen deze zomerzon, deze warmte op.